Met 621 regelt u welke types van output binnen uw systeem worden toegestaan. Het systeem onderscheidt de volgende output-types:
·
output naar scherm;
·
output naar een browser-programma (bijvoorbeeld Microsoft Internet Explorer);
·
output naar een speadsheet-programma (bijvoorbeeld Microsoft Excel);
·
output naar een tekstverwerker (bijvoorbeeld Microsoft Word);
·
output naar een printer;
·
output naar een file;
·
output naar e-mail (bijvoorbeeld Microsoft Outlook).
De output-types die u hier definieert, zijn de enige die worden aangeboden in de standaard output-procedure.
Nadat u AFO 621 hebt gestart, verschijnt een menuscherm:
: Kies deze menu-optie om aan te geven welke output-types binnen uw systeem gebruikt mogen worden.
: Kies deze menu-optie om aan te geven welke output-types uw eigen paswoord mag gebruiken.
Let op!
De output-types die worden opgegeven binnen de menu-optie ‘Paswoordgebonden’ hebben voorrang boven de opties binnen ‘Algemeen’.
: Met deze optie spoort het systeem de voor het werkstation gedefinieerde printer(s) op.
Nadat u deze optie heeft gekozen, verschijnt onderstaand dialoogvenster:
Scherm: Kies deze optie om output naar het scherm te kunnen sturen. Wij adviseren om hiervoor Notepad (of Write) te gebruiken. Beide programma’s worden met Windows meegeleverd en kunnen op eenvoudige manier geïnstalleerd worden tijdens de installatie van Windows.
Browser: Kies deze optie om output naar uw Internet browser te sturen.
Spreadsheet: Kies deze optie om output naar een spreadsheet-programma te kunnen sturen.
Let op!
Als u dit type output beschikbaar stelt voor uw medewerkers moet op elk werkstation waar van deze optie gebruik gemaakt moet worden, een dergelijk programma beschikbaar zijn. Met behulp van AFO 616 ‘Beheer links met andere systemen’ kunt u aangeven welk programma gebruikt moet worden bij dit type output.
Tekstverwerker: Kies deze optie om output naar een tekstverwerkingsprogramma te kunnen sturen.
Let op!
Als u dit type output beschikbaar stelt voor uw medewerkers moet op elk werkstation waar van deze optie gebruik gemaakt moet worden, een dergelijk programma beschikbaar zijn. Met behulp van AFO 616 ‘Beheer links met andere systemen’ kunt u aangeven welk programma gebruikt moet worden bij dit type output.
Printer: Kies deze optie om output naar een printer te kunnen sturen. Het systeem biedt u de mogelijkheid om elke (netwerk-)printer te gebruiken die op uw werkstation beschikbaar is. Welke printers op uw werkstation beschikbaar zijn, wordt op netwerk-niveau (door de systeembeheerder) bepaald.
File: Kies deze optie om output naar een bestand op een harde schijf (of floppy drive) te kunnen sturen. Het systeem biedt u de mogelijkheid om een bestand weg te schrijven naar elk (netwerk-)schijf waartoe uw werkstation toegang heeft. Met andere woorden de toegang tot bepaalde harde schijven wordt op netwerk-niveau (door de systeem-beheerder) bepaald.
Email: Kies deze optie om output te sturen naar een mail-programma dat op uw werkstation of op het netwerk beschikbaar is.
Let op!
Als u deze optie wilt gebruiken dient uw werkstation toegang te hebben tot een mailserver op een netwerk. Deze toegang wordt door de systeembeheerder cq netwerkbeheerder bepaald.
Printer spooler (‘raw’ printen): Kies deze optie om output direct naar de printer spooler te sturen. In dit geval zal het systeem de standaard Windows printwachtrijen omzeilen en rechtstreeks naar de printer gaan. Dit kan handig zijn bij oudere types printers, zoals matrix printers.
Default input-file: Kies deze optie om de naam van en het pad naar een default input-file op te geven.
De instelling van deze parameter is gelijk aan die voor ‘Algemeen’.
Nadat u deze optie heeft gekozen, wordt (na enige tijd)M onderstaande melding getoond:
Klik op om de informatie op te slaan.